zaterdag 15 september 2012

De liefde voor de Sport


Het waren toch de mooiste momenten vroeger, als je samen met je vriendjes het trapveldje in de buurt op rende en keiharde schreeuwde: Ik ben Dennis Bergkamp. Een ander was Romario en Gerald Vanenburg was toch ook vaak aanwezig. Het deed er echt toe wie je was en de tranen rolden wel eens  over de wangen als iemand anders eerder was met het claimen van Dennis Bergkamp. De wedstrijden van het weekend werden nagespeeld en we probeerde alle trucjes van ons helden na te doen. Hierbij was er wel een duidelijke rol verdeling: ik nam het proberen vooral op me, mijn vriendjes het daadwerkelijke nadoen. En zo scheurden we tijdens de Tour de France ook altijd rondjes door de straat op onze fietsjes. Bellend en schreeuwend alsof Jean Paul van Poppel op volle snelheid naderde. Ach wat was het geweldige om je een echte sporter te wanen.

Enkele weken geleden las ik een prachtige blog, waarin Sportmeneer vertelde een kind van Rooks en Theunissen te zijn. Dat deze twee wielrenners een voorbeeld voor hem waren, hem inspireerde om te gaan fietsen en dat hij zich zelfs nu nog Theunissen waant als hij op de fiets stapt. Hoe herkenbaar, alleen heten ze bij mij Armstrong en Boogerd. Ik waan me al sinds de jaren ‘90 bloedverwanten van ze door hun optredens in de klassiekers en in de Tour. Enig nadeel is wel dat ik al jaren mijn bloed niet durf te laten testen, want alles draait om de bloedwaardes met zulke helden. Begin dit jaar ontkwam ik er niet aan en het was gelijk raak. Afwijkende bloedwaardes! Gevolg drie maanden uit koers met de Ziekte van Pfeifer. En dat in hetzelfde jaar als dat Armstrong ook ontmaskerd wordt. Noem het maar toeval. Maar zoals Sportmeneer ook al zei: Toeval bestaat niet.


Toch is het leuk om na te gaan waar mijn liefde voor sport vandaan komt. In mijn familie werd wel gesport, maar ik kan het me amper meer voor de geest halen. Laat staan dat het me geïnspireerd hebben. Mijn zus deed aan jazzballet, weliswaar op goed niveau, maar daar ging ik dus echt niet voor mijn lol heen om te kijken. Mijn moeder liep op zaterdagochtend wel eens hard in Berg en Bos en dan mocht ik mee, maar wel om in een oppasgroep gedumpt te worden. Wel leuk, maar ook niet echt inspirerend. Tja en dan die ouwe van me. Als ik de overleveringen mag geloven heeft hij heel vroeger gevolleybald. Het enige wat ik van zijn sportactiviteiten kan herinneren is dat hij op gegeven moment thuis werd gebracht met enorme pijn in zijn rug. Een avontuur met het roeiapparaat in de sportschool was hem bijna fataal geworden. Ondanks dat had hij later nog hele ander soort avontuurtjes buiten de deur had, zullen we het verhaal maar geloven. Ik denk dat mijn liefde voor sport toch niet alleen erfelijk bepaald is, het zit gewoon in mijn hart.


Mijn liefde voor sport zat zo diep dat ik altijd sportjournalist wou worden als klein mannetje. De hele dag sport kunnen kijken en er dan over schrijven. Een mooier leven bestaat er toch niet. Al van kleins af aan heb ik een grootse bewondering voor Mart Smeets, de Nestor van de Nederlandse sportjournalistiek. En net zo controversieel als vele sporters zelf. Ik ben misschien nog wel meer gevormd door deze man dan door de sport zelf. Ik deel zijn liefde voor precies dezelfde sporten en heb net zoals hem moeite met bepaalde takken van sport.  Ik kan genieten hoe hij vol passie praat over sport. Een passie die ik ook bij een Thijs Zonneveld terug vind. En zo zijn er veel meer mensen die vol passie voor sport zitten en over schrijven.

Eerlijkheid gebied te zeggen dat ik vrij conservatief ben met vrouwen in de sport. Maar afgelopen zomer is daar ook verandering in gekomen. Zo hielden de dames onze eer hoog in Londen, maar ook op journalistiek gebied heb ik mijn ogen geopend. Gister las ik bijvoorbeeld weer een leuke stuk van Marijn de Vries, waarin zij beschreef hoe zij het van brugpieper uit Sleen heeft geschopt tot commentator op het komende WK wielrennen. En dan moet ik toch toegeven dat vrouwen het beter gedaan hebben dan ik. Marijn werd zelfs na haar 30e nog beroepswielrenster. Chapeau! Petje af! Of misschien is jaloers het beste woord.

En ach, tegenwoordig blog ik over sport, dus voel ik me toch nog een klein beetje een sportjournalist. Alleen ren ik maar niet met een blocnote over straat roepende “Ik ben Mart Smeets” en rent er geen vriendje achter me aan roepende “En ik Johan Derksen”. Maar toch zat ik vanochtend op mijn fiets en waande ik me weer even Lance Armstrong. Totdat ik mezelf in de weerspiegeling van een winkelruit zag……….


Geen opmerkingen:

Een reactie posten