Het waren toch de mooiste momenten vroeger, als je samen met
je vriendjes het trapveldje in de buurt op rende en keiharde schreeuwde: Ik ben
Dennis Bergkamp. Een ander was Romario en Gerald Vanenburg was toch ook vaak
aanwezig. Het deed er echt toe wie je was en de tranen rolden wel eens over de wangen als iemand anders eerder was
met het claimen van Dennis Bergkamp. De wedstrijden van het weekend werden
nagespeeld en we probeerde alle trucjes van ons helden na te doen. Hierbij was
er wel een duidelijke rol verdeling: ik nam het proberen vooral op me, mijn
vriendjes het daadwerkelijke nadoen. En zo scheurden we tijdens de Tour de
France ook altijd rondjes door de straat op onze fietsjes. Bellend en
schreeuwend alsof Jean Paul van Poppel op volle snelheid naderde. Ach wat was
het geweldige om je een echte sporter te wanen.
Enkele weken geleden las ik een prachtige blog, waarin
Sportmeneer vertelde een kind van Rooks en Theunissen te zijn. Dat deze twee
wielrenners een voorbeeld voor hem waren, hem inspireerde om te gaan fietsen en
dat hij zich zelfs nu nog Theunissen waant als hij op de fiets stapt. Hoe
herkenbaar, alleen heten ze bij mij Armstrong en Boogerd. Ik waan me al sinds
de jaren ‘90 bloedverwanten van ze door hun optredens in de klassiekers en in
de Tour. Enig nadeel is wel dat ik al jaren mijn bloed niet durf te laten
testen, want alles draait om de bloedwaardes met zulke helden. Begin dit jaar
ontkwam ik er niet aan en het was gelijk raak. Afwijkende bloedwaardes! Gevolg
drie maanden uit koers met de Ziekte van Pfeifer. En dat in hetzelfde jaar als
dat Armstrong ook ontmaskerd wordt. Noem het maar toeval. Maar zoals
Sportmeneer ook al zei: Toeval bestaat niet.
Toch is het leuk om na te gaan waar mijn liefde voor sport
vandaan komt. In mijn familie werd wel gesport, maar ik kan het me amper meer voor
de geest halen. Laat staan dat het me geïnspireerd hebben. Mijn zus deed aan
jazzballet, weliswaar op goed niveau, maar daar ging ik dus echt niet voor mijn
lol heen om te kijken. Mijn moeder liep op zaterdagochtend wel eens hard in
Berg en Bos en dan mocht ik mee, maar wel om in een oppasgroep gedumpt te
worden. Wel leuk, maar ook niet echt inspirerend. Tja en dan die ouwe van me.
Als ik de overleveringen mag geloven heeft hij heel vroeger gevolleybald. Het
enige wat ik van zijn sportactiviteiten kan herinneren is dat hij op gegeven moment thuis werd
gebracht met enorme pijn in zijn rug. Een avontuur met het roeiapparaat in de
sportschool was hem bijna fataal geworden. Ondanks dat had hij later nog hele
ander soort avontuurtjes buiten de deur had, zullen we het verhaal maar
geloven. Ik denk dat mijn liefde voor sport toch niet alleen erfelijk bepaald
is, het zit gewoon in mijn hart.
Mijn liefde voor sport zat zo diep dat ik altijd
sportjournalist wou worden als klein mannetje. De hele dag sport kunnen kijken
en er dan over schrijven. Een mooier leven bestaat er toch niet. Al van
kleins af aan heb ik een grootse bewondering voor Mart Smeets, de Nestor van de
Nederlandse sportjournalistiek. En net zo controversieel als vele sporters
zelf. Ik ben misschien nog wel meer gevormd door deze man dan door de sport
zelf. Ik deel zijn liefde voor precies dezelfde sporten en heb net zoals hem
moeite met bepaalde takken van sport. Ik
kan genieten hoe hij vol passie praat over sport. Een passie die ik ook bij een
Thijs Zonneveld terug vind. En zo zijn er veel meer mensen die vol passie voor
sport zitten en over schrijven.
Eerlijkheid gebied te zeggen dat ik vrij conservatief ben
met vrouwen in de sport. Maar afgelopen zomer is daar ook verandering in
gekomen. Zo hielden de dames onze eer hoog in Londen, maar ook op journalistiek
gebied heb ik mijn ogen geopend. Gister las ik bijvoorbeeld weer een leuke stuk van Marijn de Vries, waarin zij beschreef hoe zij het van brugpieper uit Sleen
heeft geschopt tot commentator op het komende WK wielrennen. En dan moet ik
toch toegeven dat vrouwen het beter gedaan hebben dan ik. Marijn werd zelfs na
haar 30e nog beroepswielrenster. Chapeau! Petje af! Of misschien is
jaloers het beste woord.
En ach, tegenwoordig blog ik over sport, dus voel ik me toch
nog een klein beetje een sportjournalist. Alleen ren ik maar niet met een blocnote
over straat roepende “Ik ben Mart Smeets”
en rent er geen vriendje achter me aan roepende “En ik Johan Derksen”. Maar toch zat ik vanochtend op mijn fiets en
waande ik me weer even Lance Armstrong. Totdat ik mezelf in de weerspiegeling
van een winkelruit zag……….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten